Rli: aanpak ruimte is 'laatste kans voor de provincies' - Binnenlands Bestuur

2021-12-29 07:34:31 By : Mr. Elana Tuo

Meer rijksregie, meer decentrale uitvoeringskracht en een sterkere rol voor de burger. Dat is volgens de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) nodig om de ‘ruimtelijke verbouwing’ die Nederland wacht vlot te trekken. ‘Voor provincies is het de laatste kans.’

Het nieuwste Rli-rapport ‘Geef richting, maak ruimte!’ schetst de veelheid aan ruimtelijke opgaven waar Nederland voor staat. En ook het arsenaal aan visies, programma’s, regiodeals en andere instrumenten dat inmiddels is opgetuigd om die opgave uit te werken. Het aantal bestuurlijke gremia (rijk, provincie, regio, gemeente) dat zich er in wisselend verband op stort is indrukwekkend. En toch heeft het nauwelijks geholpen. De openbare ruimte verrommelt en de oplossing voor vraagstukken als de energietransitie, de woningbouw en het stikstofprobleem staat pas in de kinderschoenen. Het is een enorme puzzel, zo blijkt, dat gedroomde nieuwe Nederland. Is het een te complexe puzzel, wellicht? Vereenvoudigen  ‘Op het moment dat zo’n puzzel zo complex is, ontstaat er ook een gedeelde ambitie om te vereenvoudigen’, zegt raadslid en oud-VNG-directeur Jantine Kriens die de Rli-commissie voorzat die het adviesschreef. ‘En dat is dit advies zeker.’ ‘We zijn als Nederland eigenlijk niet groot genoeg’, vult Rli-voorzitter Jan Jaap de Graeff aan. ‘Bij de  woningbouwopgave van dertig, veertig jaar geleden was er veel meer ruimte. Een andere complicerende factor is de verhouding tussen overheid en burger en – binnen de overheid – tussen de verschillende overheidslagen. Maar je moet toch proberen die puzzel te leggen, al is succes niet verzekerd.’       Lange tijd leek die hele puzzel niet nodig. Het rijk constateerde rond de eeuwwisseling dat Nederland min of meer af was. De resterende issues konden met een gerust hart aan provincies en gemeenten worden overgelaten. Kriens: ‘Dat denken is achteraf van een buitengewoon grote naïviteit. Al snel daarna zag je de nieuwe ontwikkelingen en opgaven die op ons afkomen. En dan moet je je afvragen of de optelsom van decentrale inspanningen wel het Nederland oplevert dat we willen. Vervolgens loop je snel het risico in golfbewegingen te denken. Dus, ja, centraliseer nu maar weer. Dat is veel te makkelijk. De manier waarop Nederland zich nu ontwikkelt is er juist eentje waarbij je de kracht van alle regio’s en lokale gemeenschappen mee zult moeten nemen.’ De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) moest een richtinggevend instrument worden, een kapstok om al die decentrale inspanningen aan op te hangen. Maar de NOVI is veel te vrijblijvend, schrijven jullie. Kriens: ‘Je zult op verschillende terreinen expliciete keuzes moeten maken. De doelstellingen die daaruit resulteren, moet je doorvertalen naar regio’s en provincies. Als je dat niet doet, blijf je op allerlei niveaus maar zo’n beetje vrijblijvend met elkaar om tafel zitten. Dan kan niemand elkaar ergens op aanspreken en is iedereen overal. Wij pleiten voor een NOVI-plus waarin die keuzes wél worden gemaakt en verbonden aan doelstellingen op regionaal niveau.’ De Graeff: ‘De landelijke doelstellingen moeten in de NOVI-plus concreter worden gemaakt. En je moet die doelstellingen vervolgens verdelen over de verschillende delen van ons land.’   Voor de uitwerking van de plannen geven jullie de provincies een veel zwaardere rol. Kriens: ‘Ik heb zelf weleens tegen de provincies gezegd: dit is jullie laatste kans. Dat klinkt een beetje heftig, maar dat denk ik dus echt. Ze hebben genoeg ruimtelijke instrumenten tot hun beschikking, maar die zullen ze nu ook moeten gaan gebruiken. Ook in hun relatie tot de diverse regio’s. Niet van: we hebben als provincies doorzettingsmacht en we regelen het zo. Welnee. Maar als je de bijdrage van de regio’s hebt afgesproken, mag je ze daar vervolgens wel aan houden.’ Hoe zorgen we ervoor dat provincies die rol daadwerkelijk oppakken? Kriens: ‘Ik denk dat de discussie in provincieland inmiddels ook deze richting opgaat. Ook richting het rijk weten ze inmiddels die invloed uit te oefenen. Je zult wel in de beschikbare nationale kennis nog wat slagen moeten maken, zodat die ook voor provincies en regio’s toegankelijk is. Nu zit die kennis vaak alleen bij het rijk. En dat de decentrale uitvoeringskracht wordt versterkt. Dat is wel een schrik die we in onze gesprekken hebben ervaren. Hoe ongelooflijk belangrijk het is dat de decentrale uitvoeringskracht wordt versterkt.’ De Graeff: ‘Als er in de formatie middelen vrijkomen voor het landbouw- en stikstofvraagstuk, zou ik die alvast naar provincies overhevelen. Dat is dan meteen een kans voor het provinciaal bestuur om die nieuwe rol op te pakken. Dat uitbesteden door het rijk van heel concrete taken, dat zou wat ons betreft heel goed zijn.’     Aan burgerparticipatie worden in het advies vele paragrafen gewijd. Met als een van de slotsommen dat de democratische afweging in de gemeenteraad altijd zwaarder weegt dan het resultaat van burgerfora. Kriens: ‘Je kunt de kennis en de ontwerpcapaciteit van burgers niet serieus genoeg nemen. Maar uiteindelijk draait alles om een democratische belangenafweging en besluitvorming, in de raad. Daar moet je bij elk participatieproces vooraf ook duidelijk over zijn.’ Neemt de burger daar nog wel genoegen mee? Kriens: ‘Uiteraard zien wij de polarisatie ook. Maar dat is geen reden om burgerparticipatie uit de weg te gaan. Integendeel. Dat moet juist een reden zijn om het debat te faciliteren.’ De Graeff: ‘Het is niet zo niet dat je het verzet met een vruchtbare vorm van burgerparticipatie uitschakelt. Nee. Dat verzet blijft terugkomen. En toch denk ik dat je in elke regio of provincie op zoek moet naar gedeelde waarden. Op het niveau van de omgevingsvisie kun je een open gesprek met mensen voeren. Wat vinden jullie belangrijk, wat iets minder? Die bredere discussie helpt. Zorg ervoor dat het  gesprek niet op voorhand is vastgetimmerd op die ene windmolen of dat ene zonnepark. In een breder gesprek blijkt dat mensen helemaal niet op voorhand tegen veranderingen zijn. Maar ze willen ze kunnen begrijpen en erover mee kunnen denken.’

Welke drie dingen moeten op korte termijn worden opgepakt, om te voorkomen dat het rapport straks ongelezen in een la verdwijnt? Kriens: ’Het rijk moet de regie pakken. Met een minister van ruimte en een onderraad waar andere ministeries ook hun programma’s in kunnen brengen. Twee: versterk de uitvoeringskracht op alle niveaus. Met operationele middelen, maar ook met voeding van kennis vanuit het rijk. En stap drie: burgers moet je veel serieuzer bij de discussie betrekken. En bedenk daarbij hoe je de verbinding maakt tussen inspraakprocessen en de democratische legitimatie.’ De Graeff: ‘Mag ik er nog een vierde aan toevoegen? Haal opnieuw dat landinrichtingsinstrumentarium uit de kast. De opgaven voor het niet-stedelijk gebied buitelen nu allemaal over elkaar. Het mooie van landinrichting is dat je de opgave bundelt in een bepaald gebied, zodat je niet telkens opnieuw bij alle boeren langs moet. Als je de ene keer langskomt voor de kolom stikstof en een jaar later voor de diergezondheid, dan zegt een boer: “U was hier toch pas nog?”. Doe je boodschappen als overheid in één keer. Anders wordt iedereen horendol.’

Is niet de kernkwestie van het advies dat bij elk ruimtelijk initiatief de effecten op de lokale leefbaarheid zwaar moeten meewegen? Kriens: ‘Dat is voor mij de essentie. Geen sectorale insteek meer maar: worden we er met z’n allen beter van? Als we dappere bestuurders hebben die daarvoor durven staan, dan lukt het.’ De Graeff: ‘Als we niet een poging wagen om de puzzel te leggen, dan wordt het een chaotische toestand. Wat we nu al een beetje zien gebeuren.’

Klik hier voor alle vacatures

Bron: https://www.binnenlandsbestuur.nl/ruimte-en-milieu/nieuws/aanpak-ruimte-is-laatste-kans-voor-provincies.19015714.lynkx.

© Copyright 2021 Kluwer. Alle rechten voorbehouden.